Een dagje Jetset en Hot Pot in Beijing
Zoveel te doen, zoveel te zien. Een week in Beijing is niet genoeg. In onze laatste twee dagen willen we nog zoveel. Door het drukke verkeer, door verrassende ontmoetingen en simpelweg grote vermoeidheid kunnen we maar een fractie doen van de wensen die we nog hadden.
We beginnen de dag met een bezoek aan het postkantoor. Het is geweldig, alleen al omdat niemand engels spreekt en ik mijn geleerde lessen in de praktijk moet brengen: Youju zai nar?
Uiteindelijk slagen we erin onze gekochte waar die onmogelijk in onze rugzak past in een grote doos te verschepen naar Nederland. Het postkantoor ligt op de hoek van een brede moderne winkelstraat waar Zara en H&M en andere bekende ketens vertegenwoordigd zijn. In de schaduw van het protserige pand waar in vergulde letters Zara op geschreven staat, roert een verhitte man in zijn grote wok. Het marktje waar hij een kraampje heeft, staat in schril contrast met de drukbezochte winkelpanden waar hip en welvarend china inkopen doet.
Eerder deze week zijn Brigitte en ik uitgenodigd. Door de manager van de tentoonstelling die plaats heeft in de uitkijktoren op het laatste restje stadsmuur van Beijing dat nog overeind staat. Vandaag is de officiele opening en wij hebben besloten er heen te gaan. Het is direct duidelijk dat we een beetje uit de toon vallen. De tentoonstelling wordt bevolkt door trendy kunstenaars en overige jetsetfiguren uit de omgeving. Champagne vloeit rijkelijk en fotografen en geinteresseerden verdringen zich rond de kunstenaar van de dag om complimenten te geven of gewoon gezien te worden en deel van de scene te zijn. In eerste instantie blijven we op een afstand, maar als we van de manager horen dat Chen Ke, de kunstenaar, erg nerveus is, wagen we toch een gokje. De man spreekt geen woord engels en het gesprek is dan ook kort. Toch begrijpt hij wat ik hem vertel en krijgen we allebei een handtekening.
We eindigen die avond in een lange straat die de bijnaam Ghost Street draagt en, van voor tot achter behangen met rode lampionnen, duizenden en duizenden uitgaande chinezen trekt. Er is geen doorkomen aan. Dit is de straat van de hot-pot restaurants, een gerecht dat Brigitte graag wil proberen. Uiteindelijk slagen we er in een tafel te bemachtigen in een immens restaurant dat zaal na zaal vol zit met pratende, lachende, schreeuwende en etende mensen. Obers rennen af en aan en ik denk dat ik wel 50 personeelsleden tel. Hier heerst maar een taal: het chinees. Met mijn allerbeste woordenschat probeer ik uit te leggen waar we voor komen, maar als de grote pot eenmaal op het brandende vuur in een gat in onze tafel staat en we in de hete kolkende brei kijken in de pot, vragen we ons af waar we aan begonnen zijn. Het publiek lacht ons toe en kijkt nieuwsgierig wat we gaan doen. Brigitte en ik zien de humor van de situatie wel in en beginnen te lachen. Eenmaal aan het lachen kunnen we niet meer stoppen en het duurt zeker nog tien minuten voordat we weer naar de pot kunnen kijken zonder het bijna in onze broek te moeten doen. Het gevaarte staat tussen ons in en we hebben geen idee wat we ermee aan moeten.
Gelukkig heeft de tafel naast ons genoeg genoten van onze onwetendheid en één van de dames loopt naar onze tafel om het, in het chinees, uit te leggen en uiteindelijk gelukkig ook voor te doen. Het blijkt een soort fonduepan te zijn en de grote bladeren en tofu die ernaast liggen dienen in de kokende brei gegooid te worden. Het is leuk en, ondanks de scherpe kruiden die ons doen huilen en snotteren, zeker de moeite waard. Terug op straat lopen we rustig richting de metro. Het is inmiddels al laat en om ons heen wordt gelachen. Op verschillende plaatsen wankelen dronken meisjes op veel te hoge hakken en in de metro geeft een jongeman over in een prullebak. Het is zaterdagavond en dat moet gevierd worden.
In de hutong van onze hostel is het donker. Er wordt nog wel gegeten, maar de sfeer is kalm en ontspannen. Hoe anders dan de feestende massa waar we net vandaan zijn gekomen. Een man heeft zich onder een dekbed op straat ten ruste gelegd. Een voorbijganger maakt een praatje.
In de kleine supermarkt aan de overkant van de straat, waar we nog snel een flesje water kopen voordat de deur dicht gaat, ligt de echtgenoot al in bed. Het bed staat tussen de kassa en het schap. De man draagt zijn gewone kleren en wacht op zijn vrouw om te gaan slapen. Er is weinig ruimte over, want het bed is uitzonderlijk smal. Straks kunnen ze even slapen. Over een paar uur begint een nieuwe dag en zullen ze al vroeg de winkel opendoen.
Op zondag, onze laatste dag, wandelen we over de Maliandao, de teacity van Beijing. Een brede straat herbergt duizenden theehuizen in troosteloze winkelcentra, de een na de ander, wel een kilometer lang. Hier verkoopt China zijn thee, hier vind je de groothandels, de kleinere handelaren en hier kom je om te proeven, te onderhandelen en te kopen. In een smal zijstraatje, waar de thee gezeefd, gepakt en opgeslagen wordt, vinden we een piepklein winkeltje dat zich heeft gespecialiseerd in Taiping Houkui (een groene thee met prachtige, zeer lange platte bladeren). De verse net geplukte thee is binnen en de betere kwaliteit wordt bewaard in een grote koelkist.
We schuiven aan om de thee te proeven. We zijn de enige aanwezigen, dus er is tijd zat. Brigitte overweegt om thee mee te nemen, maar na het horen van de tarieven druipen we beschaamd af.
Deze thee is onbetaalbaar. Onderhandelen is ongetwijfeld geboden, maar het ontbreekt ons aan de kennis om te weten waar we uit zouden moeten komen. Ach, we hebben zojuist een geweldige gratis proeverij gehad!
Die avond zijn we terug in Lao She Teahouse, waar we ons in een keizerlijke prive-theekamer laten verwennen met thee. Een uur lang genieten we van de mooie omgeving en de thee. Als de rekening komt, zijn we beiden ontdaan. De rekening is onvoorstelbaar hoog. Thee drinken in deze kamer is blijkbaar voorbehouden aan keizers.
Op de terugweg naar huis drinken we nog een kopje thee met Alice ter afscheid. Morgen verlaten we Beijing. Ik voel me een beetje triest. Ik ben nog helemaal niet toe aan afscheid. Ik hou van deze bruidende stad, ondanks de verstikkende lucht, het niet aflatende lawaai en de drukte waar je geen moment aan kan ontsnappen. Ik neem me voor om terug te komen. En met die gedachte stap ik in bed. Morgen om 03.45 uur gaat de wekker. Op naar het zuiden van China!
– Deirdre